Terug naar startpagina |
s.s. BERLIN 21-23 februari 1907 |
De Berlin breekt. Voor- en
achterschip
worden van elkaar gescheiden, 21 februari 1907 's ochtends.
|
De
ramp met
het s.s. Berlin
Toen het s.s. Berlin de haven van Harwich verliet, woensdag 20 februari 1907, stormde het al. De boot bereikte de pieren van Hoek van Holland rond 5:00 uur 's ochtends, met flinke vertraging. De storm was inmiddels sterker geworden, en door de stuifsneeuw was het zicht slecht. Kapitein Precious, een oude rot in het vak, kon niet voorkomen dat zijn schip gevaarlijk dicht de noordpier naderde. Sterke onderstromingen, de harde wind en een woeste zee wierpen het schip op de granieten blokken van de pier, die door het zware weer onder water lag. Er werden vuurpijlen afgestoken, en de reddingsboot „President van Heel“ kwam in actie. Om 6:30 viel op de „Berlin“ de electriciteit uit. Kapitein G. Jansen bereikt met zijn reddingsboot het schip, maar zijn pogingen om een lijn over te schieten mislukten. Weliswaar werd één lijn gevangen, maar een grote golf sloeg het reddingsschip achteruit en het ankertouw brak. Zonder anker zouden reddingspogingen neerkomen op zelfmoord, en de reddingsboot keerde terug naar de Berghaven van Hoek van Holland. De „Berlin“ werd voortdurend door de beukende golven tegen de pier gewerkt, de brug met daarop de officieren werd van het schip geslagen, en omstreeks 7:30 breekt de „Berlin“ doormidden. Het voorschip zinkt weg langs de steile voorkant van de pier in diep water, passagiers met zich medenemende in de ijzige zee, de mast met de twee stormballen, als teken van onbestuurbaarheid, was het enige wat tussen de schuimvlokken zichtbaar bleef. Het achterstuk, met daarop nog een aantal overlevenden, bleef achter op de voet van de pier. Toen de reddingsboot terugkeerde, kon een drenkeling uit het water gered worden, de Ier G. W. Parkinson. Er werden die dag meerdere reddingspogingen ondernomen, maar noch de reddingsboot, noch de inmiddels gearriveerde sleepboten, noch de vaartuigen van de loodsdienst konden iets uitrichten. Kapitein Jansen zei later tegen een journalist: „God, meneer, dat krankzinnige gegil gaat je door merg en been, en maakt je gek bij de gedachte dat je er toch maar machteloos tegenover staat. Je mag nou eenmaal geen mensenlevens met mensenlevens kopen.“ De daaropvolgende nacht van 22 op 23 Februari bracht meer regen, hagel en sneeuw, mensen stierven van uitputting en kou, en wie niet meer de kracht had om zich vast te houden als de brekers over het dek sloegen, werd overboord geslagen. In de morgen van vrijdag 23 februari werden nieuwe reddingspogingen ondernomen, zonder resultaat. Zijne Koninklijke Hoogheid, Prins Hendrik der Nederlanden, kwam naar Hoek van Holland om vanaf het dek van loodsvaartuig „Hellevoetsluis“ de reddingswerkzaamheden te aanschouwen. De storm was nu iets in hevigheid afgenomen, en men ondernam vanaf de „President van Heel“ een poging om via de pier het wrak te bereiken. Eén man lukte het vaste voet op de pier te krijgen, maar hij moest afzien van verdere pogingen en keerde terug. Vier zeelui, die hadden aangeboden te helpen en die in een aparte sloep gekomen waren, Klaas Ree, Koos Schoonbeek, P. Jansen en T. van Duijn slaagden echter wél bij de lichtopstand op de pier te komen en er te blijven. Schipper Berkhout van de „Hellevoetsluis“ liet daarop vier vrijwilligers hun voorbeeld volgen. De mannen bereikten de lijzijde van de „Berlin“, maar de verzwakte passagiers waren niet meer in staat om een lijn te vangen. Een van de redders begaf zich daarop te water (!) om een overboord hangende lijn te grijpen, wat wonderwel gelukte, en deze werd vastgeknoopt aan de lichtopstand op de pier. Het lukte elf passagiers om via dit touw de pier te bereiken. Een van hen, de jonge vrouw Meta Schröter, kwam ten val, maar werd uit het water gered. Zij was lid van een Duits operagezelschap, dat op terugreis was van een optreden in England. De wind bereikte opnieuw orkaankracht, en de mannen keerden terug naar de „President van Heel“ met de elf geredden. Zij bereikten in de namiddag de haven van Hoek van Holland. De laatste passagiers, drie vrouwen die de oversteek via het touw niet hadden durven maken, hadden zij moeten achtergelaten op de het dek van de „Berlin“. In de nacht van vrijdag op zaterdag besloten de buitenstaanders Martijn Sperling, schipper van het bergingsvaartuig „Van der Tak“, tezamen met zijn neven Leendert en Cornelis Sparling en George Moerkerke, een laatste reddingspoging te wagen. De schipper van de sleepboot „Wodan“, J. van Rees, bracht het viertal naar de noordpier, waar zij na middernacht aankwamen. Wadend door het ijskoude water, zich vasthoudend aan de palen om niet door de overkomende zee weggeslagen te worden, bereikten zij het wrak. In het duister vonden zij het touw dat die dag eerder was gebruikt, en zij knoopten het opnieuw vast aan de lichtopstand van de pier. Martijn klom naar boven. Het wrak werkte zwaar, de houten dekken waren op sommige plekken gebroken. Hij vond de drie vrouwen op het promenadedek. Een van hen, Mevrouw Wennberg, hield nog het lichaam van haar dochtertje vast, dat van de kou was gestorven. Een voor een werden de vrouwen van boord gehaald, het 16 jaar oude dienstmeisje, Mina Rippler, als laatste, omdat zij er op stond dat haar meesteres voor zou gaan. Mevrouw Margarethe Theile was er erg slecht aan toe en moest door Cornelis gedragen worden, maar het zestal bereikte uiteindelijk veilig de „Wodan“. Om vier uur in de ochtend van zaterdag 23 februari legde de sleepboot aan aan de steiger van de Harwich-dienst, en de overlevenden werden overgebracht naar Hotel Amerika. Op dat moment was ook de storm gaan liggen. Van de ongeveer 140 opvarenden hadden er slechts vijftien de ramp overleefd. |
Meer
lezen: De Ramp van de „Berlin“, Wereldkroniek, 2 Maart 1907, 13e jaargang, No. 49, p. 773-780. De schipbreuk van de Berlin, Jean Louis Pisuisse, uitgeverij Van Holkema & Warendorf, Amsterdam 1907. In 1997 werd door het Reddingsmuseum Jan Lels, Hoek van Holland, een heruitgave verzorgd, dit n.a.v. een tentoonstelling over het vergaan van de „Berlin“, 90 jaar na dato. Sea — toll of our time, R. L. Hadfield, 1930. De koperen helm, Barend Maaskant, 1e en 2e druk door uitgeverij v/h C. de Boer Jr, Amsterdam 1956. 3e druk door uitgeverij C. van Koppen, Ouddorp 1997. ISBN 90-71992-213-6. Hart tegen hard. De ondergang van de „Berlin“. Scheepsramp in 1907 bij Hoek van Holland. Barend Maaskant, De Boer Maritiem, Bussum 1972. Bewerking van een deel van de tekst van „De koperen helm“. Speciale Berlin uitgave, De vuurtoren, 19 Februari 1977, naar een artikel in het engels van F. G. E. Moll, The Breezes, Liverpool 1962. De ramp met de Berlin, Roger Vanhoeck. In het jaar 2007 werd er door diverse media aandacht besteed aan de ramp, en het Maritiem Museum te Rotterdam had een herdenkingstentoonstelling; deze werd geopend door Prof. mr. Pieter van Vollenhoven. Zie ook de volgende internetpagina's: Honderd jaar geleden verging het ss Berlin Loss of the BERLIN, 1907 Andere tijden: Ramp met de Berlin De Nederlandse Titanic Wreck of the G.E.R. s.s. Berlin Tentoonstelling over de ramp met de 'Berlin' (1907) |
De ramp met de Berlin.
De
redding van de laatste drie passagiers. Uit Historische Taferelen II, datum onbekend: De Sperlings vertellen aan een journalist, hoe de drie vrouwen gered zijn. Leen
(Leendert): ‘t
Was één uur, meneer.... |
Koningin Wilhelmina schreef het
volgende over de rol van prins Hendrik tijdens de ramp: Uit: Eenzaam maar niet alleen, 1959. Boven: Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Hendrik volgt de reddingspogingen vanaf de „Hellevoetsluis“. Klik voor vergroting. Schilderij van Gerard van Hove in paleis Het Loo, Apeldoorn. Onder: Prins Hendrik op het bureau van 'Het Nederlandsche Roode Kruis'. Klik voor vergroting. |
Over Martijn Sperling (VIIIh), nog het
volgende bericht: Martijn Sperling overleden Opbouw, 6 Augustus 1946. Dat van de keizer kan ik niet
controleren, maar dat van die 600 Duitsers is natuurlijk
zwaar overdreven. |
Het
overlijdensbericht
van Leendert Sparling (VIIf-9),
uit
(waarschijnlijk)
de Trouw, November 1962:
Redder Sparling (75)
overleden |
Het britse lijnschip, het s.s. Berlin, eigendom van de Great Eastern Railway Company. Het had 2 zusterschepen, de Amsterdam en de Vienna, alle drie gebouwd in 1894 bij scheepswerf Earle in Hull. |
|
De
redding van
de laatste drie vrouwen in de nacht van vrijdag 22 op zaterdag 23
februari
1907.
Kunstenaarsimpressie, The London News. |
|
Het wrak
van de
Berlin op de pier van Hoek van Holland.
Foto Koninklijke Nedlloyd Groep, Maritiem Museum Rotterdam. |
|
Van Links naar rechts: de redders George Moerkerke, de broers Leendert en Cornelis Sparling (VIIf-9 en 8), en Martijn Sperling (VIIIh). | |
“De reuzenstorm op den eersten dag.“ | |
Van links naar rechts: Kapitein Martijn Sperling, Leendert Sparling, George Moerkerke en Cornelis Sparling. | |
“M. Sperling en matrozen trachten de pier te naderen om verder loopende het wrak te bereiken, waarin zij slaagden.“ | |
“Het aanbrengen van een geredde.“ | |
“Angstige toeschouwers in afwachting van het reddingwerk.“ | |
In het midden de toen 19 jarige redder Leendert Sparling (VIIf-9). Achter Leendert staat zijn neef, Martijn Sperling (VIIIh), en links vooraan, de man met de baard, George Moerkerke. De man rechts is Kapitein J. van Rees van de “Wodan“, de man links achteraan is de vader Sparling. | |
Ter herdenking werden kaarten uitgegeven waarop Prins Hendrik en de redders. Het commentaar van de Prins: „Die dappere mannen, leven zij! Hoera!“. | |
„Aan onzen Prins. Het Volk heeft Uw hart gezien.“ | |
„Captain
Sperling's heroic rescue from the s.s. Berlin“ |
|
Sleepboot
de „Wodan“, hier in de haven van Maassluis. |
Laatste wijziging: 28 Maart 2009